Het gezichtsveld beschrijft de grootte van het beeldgedeelte dat door de optiek zichtbaar is. Dit wordt gespecificeerd in meters (breedte) op een afstand van 1000 meter (m/1000m), of in voet (breedte) op een afstand van 1000 yards (ft/1000 yds), ​​of als een hoek (graden). Hoe hoger de vergroting, hoe kleiner het gezichtsveld. Een verrekijker heeft een groot gezichtsveld, waardoor je een groot gebied kunt overzien. Spotting scopes hebben een hogere vergroting, waardoor het gezichtsveld veel kleiner is, maar je wel meer details ziet.
De diameter van de objectieflens geeft aan hoeveel licht de optiek kan binnendringen. Dit maakt het een sleutelfactor voor de prestaties van een instrument, bijvoorbeeld in de schemering. Hoe groter de diameter van de objectieflens, hoe meer licht de objectieflens kan opvangen. Hoe donkerder de omgeving, hoe groter de diameter van de objectieflens moet zijn. Controleer de precieze productnaam, aangezien het getal na de ‘x’ de diameter van de objectieflens in millimeters aangeeft. Een apparaat met het achtervoegsel 10x42 heeft bijvoorbeeld een objectieflens met een diameter van 42 mm.
De kortste scherpstelafstand geeft aan hoe dichtbij een object moet zijn om het met de optiek duidelijk te kunnen zien. Tussen deze waarde en oneindig is het mogelijk om het beeld scherp te stellen.
De vergroting specificeert de factor waarmee een object dichterbij lijkt te zijn in vergelijking met de werkelijke afstand. Hoe hoger de vergroting, hoe dichterbij het object lijkt te zijn. Een hogere vergroting betekent echter ook een kleiner gezichtsveld. Controleer de exacte productnaam, want het getal voor de ‘x’ geeft de vergroting aan. 10x42 is bijvoorbeeld een apparaat met een vergroting van 10x.